Emissies

De emissiereductie, zoals gepresenteerd in deze rubriek, is bepaald op basis van vermeden emissies. Hierbij wordt de aanname gemaakt dat een elektrisch- of waterstofvoertuig een voertuig met een verbrandingsmotor heeft vervangen. Het kan niet met zekerheid worden bepaald welk type voertuig is vervangen (groot of klein, veel of weinig kilometers). Om de ‘vermeden’ emissies te berekenen is een gemiddeld representatief emissiefactor en een gemiddelde kilometrage voor Nederlandse voertuigen aangenomen (g/km).

De resultaten in dit hoofdstuk dienen scherp te worden onderscheiden van de landelijke mobiliteit-emissie cijfers zoals die door PBL (KEV rapportages), CBS en RIVM worden gemonitord. De RR-DEM cijfers dienen uitsluitend om een indruk te geven van de relatieve bijdragen en trends ten opzichte van de verwachtingen uit het klimaatakkoord zoals die vanuit de verschillende modaliteiten en vervoerssegmenten worden gegeven. Het betreffen inschattingen op hoofdlijnen die niet zijn bedoeld voor aggregatie of het vaststellen van landelijke of regionale beelden.

Realisatie vermeden emissies 2021

De realisaties van vervoermiddelen in de RR-DEM paragrafen hierboven kunnen worden vertaald naar een hoeveelheid vermeden emissies. In Tabel 11 staan de realisaties van de zero-emissie vloot in 2021, daarnaast staan in Tabel 12 de fysieke realisatie van hernieuwbare brandstoffen voor wegverkeer. In Tabel 11 zijn de vermeden emissies gepresenteerd die horen bij de ZE-voertuigaantallen, in Tabel 12 de vermeden emissies door de inzet van hernieuwbare energie. Dit kan overigens niet als feitelijke reductie worden gezien, omdat niet vaststaat welke voertuigen daadwerkelijk zijn vervangen. Het is puur een indicatie van de jaarlijkse emissiereducties die volgen uit de vlootverduurzaming per vervoerssegment. Hierbij is ervan uitgegaan dat de voertuigen een gemiddelde inzet (jaarlijkse kilometrage) en een gemiddeld verbruik (g/km) hebben, dit geeft inzicht in wat de emissies zouden zijn geweest indien het voertuig geen elektrische of waterstof aandrijving had. Voor het bepalen van de emissies is de onderstaande formule gebruikt.

Vermeden emissie=Gem.  jaarkilometrage [km/jaar]*Gem.emissiefactor referentievoeruig [g/km]*aantal voertuigen

De hernieuwbaarheid van de energiedragers in mobiliteit.

De emissiereductie als gevolg van de inzet van biobrandstoffen zijn de vermeden TTW emissies. Dit is in overeenstemming met de overeengekomen Europese rekenmethodiek. In het eerste deel van de keten vinden echter ook emissies plaats; we noemen dit de zogenaamde Well-to-Tank emissies (WTT). Alle emissies over de gehele keten zijn de Well-to-Wheel (WTW) emissies. In Tabel 12 staat de fysieke energie-inhoud van biobrandstoffen die is geleverd aan het wegverkeer, de hernieuwbare energie die bestemd was voor de zeevaart en binnenvaart is hierin niet meegenomen. Het is niet mogelijk om een uitsplitsing te maken naar modaliteiten binnen het wegverkeer, daarom is alleen de totale inzet gepresenteerd. De inzet van biobrandstoffen heeft alleen effect op de CO2-uitstoot. Om de vermeden emissies van de biobrandstoffen te bepalen is de totale fysieke energie-inhoud vermenigvuldigd met de TTW emissie factor van de fossiele tegenhanger.

Tabel 11: Indicatie van de jaarlijkse emissiereductie als gevolg van de verduurzaming van de vloot

Voertuigsoort

Aantal**

Jaar-kilometrage

Zero-emissie voertuigen (TTW)

Biobrandstoffen in het wegverkeer (TTW)

Zero Emissie= BEV + FCEV*

[km]

CO2 [g/km]

NOx [g/km]

PM10 *** [g/km]

CO2 [Mton]

NOx [kton]

PM10 [kton]

Personenwagens

244.124

12.624

159,8

0,230

0,0032

0,49

0,71

0,01

Bestelwagens

8.928

20.139

195,6

0,712

0,0163

0,04

0,13

0,00

Vrachtwagens
en trekker

270

66.522

700,2

2,926

0,0230

0,01

0,05

0,00

Bussen

1.367

66.863

830,9

2,181

0,0366

0,08

0,20

0,00

Totaal

254.689

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

0,62

1,09

0,02

* Noot: BEV = Battery Electric Vehicle; FCEV = Fuel Cell Electric Vehicle (waterstof).

** Noot: Aantallen, jaarkilometrages en emissiefactoren stand per 31/12/2021.

*** Noot: PM10 = PM10,uitlaat, PM10 slijtage buiten beschouwing gelaten.

Tabel 12: CO2-reductie door in inzet van biobrandstoffen in het wegverkeer, gebaseerd op Tabel 6 uit  (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022)

Biogas

Biodiesel

Biobenzine

Emissiefactor fossiel (gCO2/MJ)

74,50

95,1

93,3

Emissiefactor bio (gCO2/MJ)

20,2

11

20,2

Reductie (gCO2/MJ)

54,3

84,1

73,1

Afzet (PJ)

1,7

18,20

9,77

CO2-reductie (MTON)

0,1

1,5

0,7

De huidige vlootsamenstelling en energiemix leidt tot een jaarlijkse emissiereductie van ongeveer 2,9 Mton25 CO2,TTW, circa 1,09 kton NOx,uitlaat en circa 20 ton PM10,uitlaat ten opzichte van een situatie zonder zero emissie voertuigen en bijmenging van biobrandstoffen. De grootste CO2-reductie in het wegverkeer wordt gerealiseerd door de bijmenging van biobrandstoffen: circa 2,3 Mton CO2,TTW26, op basis van fysieke energie inhoud (exclusief binnenvaart en zeevaart). Elektrische voertuigen, met name personenauto’s, dragen verder bij aan een reductie van ongeveer 0,6 Mton27 CO2,TTW. Ook voor NOx,uitlaat en PM10,uitlaat wordt de grootste besparing gerealiseerd door de hoeveelheid elektrische personenauto’s in de vloot.

Om een basisinzicht in de ontwikkeling van de WTW emissies te krijgen, volgen onderstaand de belangrijkste ontwikkelingen in de mate van hernieuwbaarheid van de diverse energiedragers over de gehele keten.

  • Door de oplopende jaarverplichting voor de inzet van hernieuwbare energiedragers is het aandeel hernieuwbaar de afgelopen jaren toegenomen tot 6% (benzine) en bijna 7% (diesel). Dit is exclusief de dubbeltellingen.
  • Elektrische aandrijving: in 2021 werd circa 33% van de in Nederland geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen geproduceerd (met name wind, zon en biomassa). In 2020 was dat nog 27% (bron: CBS).
  • Waterstof-elektrisch:
    • De industriële productie van waterstof vindt voornamelijk plaats op basis van fossiele brandstoffen. Echter, de huidige tankstations leveren overwegend groene waterstof middels groencertificaten.
    • Over de wenselijkheid van het vergroenen van energiedragers middels groencertificaten loopt een maatschappelijke discussie.
    • Daarnaast zal moeten worden onderzocht op welke wijze het gebruik van ‘groene waterstof’ de TCO voor gebruikers beïnvloedt. Hetzelfde geldt uiteraard voor groene elektriciteit en hernieuwbaar gas.
    • In de markt komen we de zogenaamde blauwe waterstof (geproduceerd uit aardgas, met afvang en opslag CO2) in Nederland niet tegen.
  • Hoge mixen biobrandstoffen hebben per definitie een hoog gehalte hernieuwbaarheid. In de totale brandstoffenmix worden deze brandstoffen alleen nog maar op kleine schaal toegepast [NEa, 2021].

25Deze is bepaald voor het jaar 2021 ten opzichte van een business as usual scenario, waarin alleen conventionele brandstoffen gebruikt zouden worden.

26In de NEa rapportage [NEa, 2022] wordt de CO2-reductie berekend voor de gehele keten (WTW). Deze is iets lager. Dit heeft te maken met de conventie, die voor TTW-berekening wordt gehanteerd, waardoor de emissie aan de uitlaat (CO2,TTW-emissie) als nul wordt gerekend. Het verschil in de berekening (en dus de reductie) tussen fossiel en hernieuwbaar is TTW hierdoor groter. Diesel heeft bijvoorbeeld TTW een emissiefactor van 74.1 gCO2/MJ, biodiesel 0. Diesel heeft WTW een emissiefactor van 95.1 gCO2/MJ, biodiesel 13.5 gCO2/MJ.

27Hiervoor wordt uitgegaan van een gemiddelde jaarlijkse inzet (kms/j) en een gemiddelde emissiefactor voor de conventionele vloot (159 g CO2/km) en de in tabel 11 genoemde aantallen.