Mobiele werktuigen

Buiten het wegverkeer vormen de zogenoemde mobiele werktuigen (Non-Road Mobile Machines, NRMM) een belangrijke emissiebron van broeikasgassen. Hiertoe behoren onder andere graafmachines, laadschoppen, (landbouw)tractoren, vorkheftrucks en bladblazers. Deze werktuigen worden niet primair voor vervoer gebruikt, maar de uitstoot van broeikasgassen van ruim 3 megaton CO-equivalenten wordt wel aan de sector mobiliteit toegerekend.

Ontwikkeling in de sector

Het inzicht in de vlootsamenstelling van de mobiele werktuigen in Nederland is het afgelopen jaar duidelijk verbeterd. Daar heeft de recent ingevoerde registratieplicht voor machines met een maximale constructiesnelheid van minimaal 6 km/uur en een door TNO uitgevoerde studie (TNO-1, 2021) aan bijgedragen. Toch valt nog een groot deel van de NRMM vloot niet onder de registratieplicht.

Er is nog veel onbekend over de exacte samenstelling van de vloot (aantallen, vermogens, leeftijd en inzet). Dat wil zeggen dat van een onbekend aantal werktuigtypen niet precies kan worden achterhaald hoeveel er in Nederland zijn en hoe deze worden ingezet. De vlootsamenstelling, de inzet en de bijbehorende emissies van de mobiele werktuigen in Nederland worden modelmatig benaderd met het EMMA model (TNO-2, 2009). Dit model wordt jaarlijks geüpdatet met de laatste inzichten op het gebied van het machinepark, inzichten in emissies en inzet (draaiuren).

Nader onderzoek wordt aanbevolen om de vloot  beter in kaart te brengen. Hierbij kan worden gedacht aan het monitoren van de inzet van NRMM, bij een deel van de modernere machines kan dit tegenwoordig op afstand. Daarnaast kan worden gedacht aan uitbreiding van de registratieplicht, zodat machines als pompen, generatoren en (grotere) voertuigen die niet op de openbare weg komen (snelheid< 6 km/h) eveneens moeten worden geregistreerd. Andere mogelijkheden zijn om alle nieuwverkoop te registreren en om (bouw)bedrijven gegevens te laten aanleveren van hun NRMM voertuigen en machinepark.

De belangrijkste stimulansen voor schonere en zuinigere werktuigen zijn:

  • Schoon en emissieloos bouwen. Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB).
  • Europese emissiewetgeving voor verontreinigende uitstoot (NOX, PM, et cetera), bijvoorbeeld de introductie van de Stage IV en Stage V emissiewetgeving. De uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen is hier geen onderdeel van.
  • Autonome ontwikkeling: bij bijvoorbeeld graafmachines en laadschoppen blijkt dat elke nieuwe generatie (elke 3-5 jaar) circa 10% zuiniger is dan de voorgaande generatie en dus ook 10% minder CO2 uitstoot [Hulskotte, 2017].
  • Openbare aanbestedingen waarbij op het aanbestedingsbedrag tot 10% korting wordt gegeven als een aannemer kan aantonen dat hij schoner of zuiniger kan werken. Dat kan via schonere brandstoffen, via schonere machines en/of via zuiniger werken door bijvoorbeeld de grondtransporten te beperken.
  • De Green Deal Het Nieuwe Draaien (GDHND), looptijd 2016-2020. Met de GDHND geeft de sector (grond-, weg- en waterbouw, vastgoed en de agrarische sector) verdere invulling aan de afspraken in het SER-Energieakkoord. Doel is een vermindering van de gemiddelde uitstoot van CO2 (naar reductie van 10% gedurende de looptijd van deze Green Deal), NOX (naar een reductie van 15%) en fijnstof door mobiele werktuigen in de bouw en landbouw. Dit wil men realiseren door de inzet van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen en door trainingen en bewustwording van chauffeurs.
  • Klimaatakkoord: maatregelen ter stimulering van nulemissie bouwverkeer. Daarbij gaat het om de opname van zero-emissie mobiele werktuigen en de principes van de GDHND (Green Deal Het Nieuwe Draaien) in de inkoopprocessen van overheden tot verplicht nulemissie bouwverkeer en bouwmachines in 2026.

Actualiteit en onzekerheid in emissiecijfers

Informatie omtrent emissiecijfers van mobiele werktuigen in deze notitie is gebaseerd op het EMMA model. Dit model wordt gebruikt voor bepaling van de landelijke emissiecijfers (zoals opgenomen in de emissieregistratie) voor mobiele werktuigen. Het EMMA model bevat een inschatting (er is immers beperkte registratie) over de aantallen machines, machinetypen, hun eigenschappen (motortypen, vermogen, bouwjaar/emissienorm), de inzet (draaiuren, brandstofgebruik, motorbelasting, et cetera) en emissiefactoren. De cijfers die in deze notitie zijn gebruikt gaan over zichtjaar 2021. De cijfers voor 2021 zijn nog niet officieel vastgesteld door de emissieregistratie.

De uitkomsten uit het model zijn onzeker door het gebrek aan registraties van machines en de inzet ervan. Ondanks nieuwe en verbeterde inzichten zijn er hoogstwaarschijnlijk blinde vlekken waardoor diverse bronnen buiten beeld blijven. In het kader van het informeren en onderbouwen van beleid en andere maatregelen om de milieu-impact van mobiele machines te verminderen, is het van belang het inzicht in het machinepark en de inzet daarvan verder te blijven verbeteren.

Eind 2021 is een update geweest van het EMMA model op basis van nieuwe inzichten (waaronder nieuwe emissiemetingen, RDW kentekenregistratie en een uitgevoerde inventarisatie van de vlootsamenstelling en -inzet. Ten gevolge van de nieuwe inzichten zijn de totale berekende emissies gestegen. Dit komt onder andere door de toevoeging van nieuwe machinecategorieën (zoals lichtmasten) en een verhoging van het aantal actieve machines, mede doordat machines langer worden gebruikt dan voorheen ingeschat. Daarnaast zijn er veranderingen doorgevoerd op basis van nieuwe inzichten in het aantal draaiuren (hoger bij nieuwe machines, lager bij oude machines).

Bovengenoemde updates aan het EMMA model resulteren voor zichtjaar 2020 in hogere emissies dan in voorgaande jaren. In 2009, toen het model is ontwikkeld, waren de cijfers te relateren aan de inzet van rode diesel voor mobiele werktuigen. De geregistreerde inzet van rode diesel is gebruikt om de met het model berekende waarden voor brandstofverbruik en CO2-uitstoot te valideren. Tegenwoordig wordt er geen rode diesel meer ingezet voor mobiele werktuigen en valt het dieselverbruik in de bouw niet te onderscheiden van het dieselverbruik van het wegverkeer. De uitkomsten van de nieuwe berekeningen in 2021 laten zien dat het dieselverbruik (van mobiele werktuigen) met circa 20% is toegenomen ten opzichte van de verwachtingen op basis van de oude rekenmethode. Daarop is bij de Taakgroep emissieregistratie besloten om de totale emissies voorlopig terug te schalen naar de verwachte brandstofplas in zichtjaar 2020 op basis van de oude rekenmethode. Met een betere onderbouwing (meer inzichten dan destijds beschikbaar) van de afwijking met de oude rekenmethode is in toekomstige berekeningen schalen mogelijk niet meer nodig. In 2022 vindt aanvullende kennisopbouw plaats ten behoeve van een betere onderbouwing.