Beleidsadvisering

De ontwikkeling van (zero-emissie) voertuigen vindt plaats in een mondiale omgeving. Grootschalige opschaling is daarmee afhankelijk van mondiale factoren. Echter, het punt van ‘no return’ voor duurzame mobiliteitsoplossingen is gepasseerd. Alle internationale merken ontwikkelen inmiddels zero-emissie oplossingen voor alle typen wegvoertuigen.

Opschaling is afhankelijk van de bereidheid van consumenten (zakelijk of privé) om over te stappen op een duurzaam vervoermiddel. Hierbij maken zij een afweging op basis van beschikbaarheid, betaalbaarheid en functionaliteit. De mate waarin de Nederlandse overheid hierop invloed kan hebben, is afhankelijk van in hoeverre het een Nederlandse industrie betreft en in hoeverre de energiedragers in Nederland worden getankt/geladen. Waar het personenauto’s betreft is Nederland vooral een toeleverancier van onderdelen, met name gericht op aandrijflijnen, controle interfaces en motor- en batterijmanagementsystemen. Voor zwaardere toepassingen, zoals vrachtwagens en bussen, is de Nederlandse industrie een mondiale speler in het leveren van eindproducten.

De volgende secties voorzien in beleidsadviezen44 die gebaseerd zijn op de bevindingen uit dit rapport.

Beschikbaarheid

Het vergroten van de beschikbaarheid vraagt vooral om innovatiebeleid waarmee Nederlandse industriële partijen een mondiale concurrentiepositie kunnen opbouwen. Gelet op de kracht van de Nederlandse industrie zit dat met name op de heavy duty voertuigen, zoals vrachtwagens en bussen. Standaardisatie om versneld te kunnen opschalen is daarbij de sleutel. Na marktintroductie is een andere vorm van steun vanuit de overheid nodig (zie Betaalbaarheid).

Betaalbaarheid

Uit dit onderzoek blijkt dat (fiscale) ondersteuning een geschikt instrument is om de totale kosten van voertuigen met een duurzame energiedrager op hetzelfde niveau te brengen als dat van voertuigen met een fossiele energiedrager. De verwachting is dat de aanschafkosten vervolgens door schaalvoordelen zullen dalen. De overheid kan dit versnellen door in de opschalingsfase de focus te verleggen naar risicoafdekking. Dit kan in grote mate revolverend45 en samen met private financiële partijen (bijvoorbeeld door leaseconstructies voor duurzame voertuigen). Daarmee blijven de maandelijkse kosten voor de gebruikers gelijk of zullen zelfs iets dalen. Tegelijkertijd kan de overheid haar subsidies afbouwen (mits dit geleidelijk gebeurt). Middels accijnzen kan de overheid het gebruik van hernieuwbare energiedragers bevorderen en het gebruik van fossiele energiedragers ontmoedigen. Nederland is echter een klein land, waardoor afwijkingen in prijsstelling ten opzichte van buurlanden ongewenst is. Strategische keuzes vanuit Brussel zouden daarbij de voorkeur genieten.

Functionaliteit

De overheid kan sturen op de marktvergroting van voertuigen met duurzame energiedragers via normering (bijvoorbeeld via zero-emissie zonering of voertuigemissie-eisen), het gelijktrekken van de kostprijs (bijvoorbeeld via fiscale stimulering) en het laten aansluiten van de functionaliteiten van een voertuig met een duurzame energiedrager bij de behoefte van de gebruiker (bijvoorbeeld door het ondersteunen van alternatieve tank- en laadinfrastructuur).

Personenauto’s

Door (fiscale) steunmaatregelen komen de totale kosten van een auto op een duurzame energiedrager inmiddels redelijk overeen met die van een auto op een conventionele energiedrager. De aanschafprijs ligt hoger, maar de gebruikskosten zijn weer lager. De ingezette beleidsmaatregelen hebben dus een positief effect. De verwachting is dat door toename van het aantal modellen, er meer auto’s verkocht zullen worden en de kostprijs zal dalen.

In termen van functionele specificaties (actieradius, laad/tanksnelheid en bagageruimte) heeft een elektrische auto vaak een lagere actieradius en een langere laad/tanktijd dan conventionele voertuigen. Of en in hoeverre dit de marktontwikkeling beïnvloedt is afhankelijk van de keuzes die de gebruikers uiteindelijk maken. Daarbij moet bedacht worden dat elektrische personenwagens ook nieuwe functionaliteiten kunnen leveren, zoals tijdelijke energieopslag met teruglevering op ‘dure’ momenten. Zolang daarvoor echter nog geen concrete businessmodellen op de markt zijn valt hier noch door de gebruiker noch door de onderzoeker mee te rekenen. Voor de uiteindelijke gebruikerskeuze tellen uiteraard ook de TCO en de variatie in merken en modellen mee.

De vraag is of een grotere actieradius dan wel snellere laad/tanktijd uiteindelijk echt nodig zullen zijn voor een verdergaande goede marktontwikkeling van duurzame voertuigen. De gemiddelde afgelegde afstand per dag in Nederland ligt ver onder de huidige actieradius van een batterij-elektrisch aangedreven personenauto. Dit vraagt om een andere manier van denken over tanken en laden bij de Nederlandse consument. Juist in de toekomst zullen elektrische auto’s onderdeel worden van het energiesysteem en zullen ze, naar verwachting, bijdragen aan het balanceren van het energiesysteem. Daarmee krijgt de auto een extra functie, waarmee zelfs geld kan worden verdiend. De overheid kan samen met de sector het Nederlandse publiek hiervan bewust maken. Uiteindelijk blijft het echter de gebruiker die kiest en optimaliseert voor de eigen wensen. Ook waar die wensen irrationeel lijken, kunnen deze toch de doorslag blijven geven, zeker wanneer er geen kostenvoordeel verbonden is aan de maatschappelijk wenselijk geachte keuze. Waar een grotere actieradius een harde vereiste is, vormt waterstof een goed alternatief. Dat vraagt nog wel om opschaling van het aantal beschikbare vulpunten en een stevige prijsdaling van deze optie.

Bestelauto’s

Het aantal modellen bestelauto’s op een duurzame energiedrager groeit snel, van vijf modellen in 2019 tot (naar verwachting) twintig eind 2022. Ook hier zorgt fiscale ondersteuning (onder andere lagere BPM) ervoor dat de totale kosten gelijk of zelfs iets lager zijn dan die van een conventionele bestelauto. Verwacht wordt dat de kosten voor bestelauto’s met een duurzame energiedrager de komende jaren zullen dalen. Dit geeft de mogelijkheid om de fiscale ondersteuning richting de toekomst af te bouwen.

Het afbouwen van fiscale ondersteuning zal echter niet te snel en te abrupt moeten gebeuren. De duurzame modellen bevinden zich net in de marktintroductiefase. Een te snelle afbouw zal leiden tot een terugval van de groei en bijdragen aan het beeld van een onbetrouwbare overheid. Schaalvergroting kan worden bereikt door de inzet van meer revolverende instrumenten, zoals garantstellingen of leningen. Het is zinvol om goed onderzoek te doen naar dit kantelpunt en het juiste type instrument op het juiste moment in te zetten. Dit kan worden gekoppeld aan de financieringsstrategie van de overheid.

Batterij-elektrische en waterstof bestelauto’s vallen onder de zero-emissie definitie zoals gehanteerd voor de zero-emissie distributiezones zoals die momenteel ingesteld worden voor logistieke distributie in veel Nederlandse binnensteden. Naar verwachting zal de daadwerkelijke instelling van deze zones een sterk stimulerend effect op het aanbod (beschikbaarheid variatie in modellen en types) en de prijs van deze voertuigen hebben.

Vrachtauto’s

De ontwikkeling van vrachtwagens op duurzame energiedragers is minder ver dan bij personenauto’s of bestelbusjes. Er is reeds een behoorlijk aanbod aan elektrische vrachtwagens. Het mogelijke ondersteuningsinstrumentarium zal zich meer op subsidiëring moeten richten, terwijl voor de andere voertuigtypen al meer naar revolverende instrumenten kan worden gekeken. Het is wel een markt waarin de Nederlandse industrie een wereldwijde concurrentiepositie heeft. Dat geeft de overheid extra argumentatie om de transitie te ondersteunen en daarmee het BNP te vergroten en toekomstbestendige werkgelegenheid te realiseren. Uiteindelijk is dit een business-to-business markt, maar de overheid kan wel helpen bij de marktintroductie, bijvoorbeeld door voertuigemissie-eisen op te leggen of zero-emissie zoneringen in te voeren. Dat bouwt zekerheden in bij de producenten dat de vrachtwagens ook daadwerkelijk worden verkocht. Het faciliteren van de aanleg van laadinfrastructuur voor commercieel transport, zo mogelijk met een gestandaardiseerde manier van reserveren, zal ook helpen om de transitie naar duurzaam transport te versnellen. Daarnaast zal het faciliteren van grootschaligheid op het gebied van waterstofproductie en het faciliteren van waterstof tankmogelijkheden helpen om ook het intensieve langeafstandstransport naar duurzaamheid te bewegen.

Batterij-elektrische en waterstof vrachtauto’s vallen onder de zero-emissie definitie zoals gehanteerd voor de zero-emissie distributiezones zoals die momenteel ingesteld worden voor logistieke distributie in veel Nederlandse binnensteden. Naar verwachting zal de daadwerkelijke instelling van deze zones een sterk stimulerend effect op het aanbod (beschikbaarheid variatie in modellen en types) en de prijs van deze voertuigen hebben.

Bussen

Evenals bij vrachtwagens zijn Nederlandse private partijen mondiale spelers op de bussenmarkt. Bussen op duurzame energiedragers zijn echter verder in de ontwikkeling dan vrachtwagens. Ongeveer 20% van de OV-bussen rijdt inmiddels op een duurzame energiedrager. Dit komt mede doordat overheden als publieke opdrachtgevers in OV-concessies hierop hebben gestuurd (bestuursakkoord zero-emissie bussen). De kennis die bij bussen is opgedaan, kan de transitie bij vrachtwagens versnellen. Ook voor bussen geldt dat de overheid de opschaling kan versnellen door meer massa te creëren. Veelal wordt nog per nieuwe concessie slechts een deel van de vloot verduurzaamd. Vanwege het beperkte aantal bussen per opdracht is dat maatwerk. Kijkend naar alle concessies bij elkaar, dan is de omvang van de vloot zodanig dat industrieel en seriematig produceren wel mogelijk is. De overheid kan hiervoor revolverende instrumenten inzetten, vooral bij de introductie van een relatief nieuwe energiedrager als waterstof.

44Deze beleidsadvisering is onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat opgesteld.

45‘Revolverend’ betekent dat in ieder geval een deel van de gelden die worden weggezet weer terugvloeit in een fonds.