Vloeibare biobrandstoffen (hoge mixen)

Beschikbaarheid

In principe kunnen alle bussen op lage mixen vloeibare biobrandstoffen rijden. Voor hogere blends moet het voertuig zijn vrijgegeven door de fabrikant.

Biodiesel

Binnen de EN590-norm mag er maximaal 7 vol% FAME en ongeveer 30 vol% GTL en/of HVO worden bijgemengd. In principe kunnen dergelijke EN590-blends in alle dieselmotoren van vrachtauto’s en bussen worden gebruikt [TNO, 2020]. De normen voor paraffine brandstoffen (XTL, zoals GTL en/of HVO) zijn vastgelegd in de EN15940 norm. In de praktijk kunnen deze brandstoffen in pure vorm (100%) worden toegepast in bussen, mits het voertuig daarvoor is vrijgegeven. In hoeverre motoren zijn vrijgegeven voor het gebruik van alternatieven voor reguliere diesel kan veelal worden achterhaald via de voertuigfabrikant of -leverancier [TNO, 2020].

Betaalbaarheid en functionele specificaties

De betaalbaarheid van hoge mixen vloeibare biobrandstoffen is geheel afhankelijk van de brandstofprijzen. Er is over het algemeen geen sprake van hogere voertuigaanschafkosten. Afhankelijk van de brandstof kan er verhoogd onderhoud noodzakelijk zijn, maar de kosten hiervan zullen - mits het voertuig ervoor is vrijgegeven - waarschijnlijk laag zijn.

HVO is circa € 0,1536 per liter duurder dan diesel (excl. BTW). Op een dieselprijs van 1,02 €/l zijn dit circa 15% meerkosten. Op de totale TCO is HVO circa 5% duurder. Voor FAME (30%) zijn er typisch geen meerkosten.

De functionele specificaties van voertuigen met HVO (100%) en FAME (30%) zijn vergelijkbaar met die van dieselvoertuigen. Om de genoemde redenen valt de TCO voor FAME samen met de TCO voor diesel. Voor HVO ligt de TCO door het genoemde verschil in brandstofprijs iets hoger dan bij diesel.

36Het verschil in productiekosten tussen HVO en diesel is feitelijk hoger, maar vanwege de aanmelding van deze brandstof onder de RED-verplichting, hoeft de gebruiker alleen een deel van de meerkosten te betalen. FAME kan daardoor zonder meerkosten geleverd worden.