Beleidsadvisering

Mobiele werktuigen zijn verantwoordelijk voor circa 10% van de CO2-uitstoot van de transportsector in Nederland. Daarnaast stoten ze stikstof en fijnstof uit. Verduurzaming van deze machines kan daarom een grote bijdrage leveren aan de doelen van het Klimaatakkoord, het Schone Luchtakkoord en de ambities van het kabinet om te komen tot een klimaatneutrale en circulaire infrastructuur.

Geadviseerd16 wordt om het beleid te focussen op een bepaald segment vanuit een programmatische aanpak. Daarbij zou niet alleen moeten worden gekeken naar de mate van impact op het milieu, maar ook naar beschikbaarheid en betaalbaarheid. Juist marktontwikkelingen in segmenten die niet direct veel impact op het milieu hebben, zorgen voor opbouw van kennis, die gebruikt kan worden bij segmenten die het milieu zwaarder belasten.

Het is opvallend dat elektrisch aangedreven machines die al op de markt zijn, vaak vergelijkbare of lagere kosten kennen dan fossiele varianten. Dit komt vooral door de lagere brandstofkosten. Mede door de stikstofproblematiek neemt de vraag naar elektrisch aangedreven machines toe. Verdere groei van de markt kan gerealiseerd worden door het aanbieden van meerdere alternatieven en modellen, zodat de consument meer keuzemogelijkheden krijgt. De overheid kan als “launching customer” optreden, door de markt de zekerheid te bieden dat zij investeringen in een duurzame vloot kunnen terugverdienen.

Ook de beschikbaarheid van (groene) elektriciteit is van belang. In het programma “Hernieuwbare energieprojecten op rijksgrond” stelt de Rijksoverheid rijksgrond ter beschikking aan derden voor het opwekken van hernieuwbare energie. Geadviseerd wordt te onderzoeken op welke manier hiermee een verbinding kan worden gemaakt. Wellicht kan een dergelijk energieproject een bouwplaats, bijvoorbeeld bij een wegverbreding, van hernieuwbare elektriciteit voorzien. Zodra de bouwwerkzaamheden zijn afgerond, kan de energie ten goede komen aan de omgeving. Een mooi voorbeeld van een dergelijk project is “Energie A16”, waarbij langs de A16 tussen de Moerdijkbrug en de Belgische grens windmolens worden geplaatst om schone energie mee op te wekken. Een deel van de windmolens is in lokaal eigendom.

Op dit moment is het niet mogelijk om te zien of het aandeel hernieuwbare energie in mobiele werktuigen groeit of daalt. Geadviseerd wordt om onderzoek te doen naar een aparte monitoringsverplichting voor de hoeveelheid ingezette hernieuwbare energie binnen en tussen de modaliteiten.

Verder wordt geadviseerd om de vlooteigenaren van mobiele werktuigen meer bekend te maken met de mogelijkheden die de Milieuinvesteringsaftrek (MIA) en de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bieden voor de verduurzaming van hun vloot. Zo kan de TCO omlaag worden gebracht.

Tot slot nog twee suggesties voor onderzoek:

  • Onderzoek hoe meer greep kan worden gekregen op de NOx-uitstoot door mobiele werktuigen en wat de beste mix is van regulering, beprijzing van de NOX-uitstoot in het fiscale stelsel en stimulerende maatregelen;
  • Bekijk hoe de CO2-besparing van industriële vloten kan worden verrekend met de overige CO2-uitstoot van deze bedrijven. In die gevallen waar sprake is van emissieloze mobiele werktuigen komt dit zowel ten goede aan het stikstofdossier als aan het klimaatdossier.

16Deze beleidsadvisering is onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat opgesteld.