‘We willen de Ring Utrecht draaiend houden’

Gepubliceerd 20 januari 2021

Als Hans Degenaar in 2018 hoort dat de gemeente Utrecht plannen heeft voor een megahub in het noorden van Papendorp, tussen knooppunt Oudenrijn en de mond van de A2-tunnel, zorgt dat bij hem en zijn collega’s op z’n zachtst gezegd voor bezorgdheid. Als senior adviseur Ruimte, Mobiliteit, Duurzaamheid & Leefomgeving bij de afdeling Netwerkontwikkeling en Visie van Rijkswaterstaat Midden-Nederland schiet hij echter ‘niet alleen in de verdediging’, maar denkt hij mee over een oplossing voor beide partijen. ‘Om nationale bereikbaarheidsopgaven wederkerig te verbinden met lokale leefbaarheidsopgaven.’

‘Mijn streven is concepten te bedenken waarbij 1+1 3 is, in plaats van 1,5. De gemeente Utrecht zoekt in eerste instantie een parkeeroplossing voor bezoekers van de Jaarbeurs. Het college wil verder stimuleren dat een deel van de inwoners van nieuwe woonwijken de auto aan de rand van de stad parkeert om daarmee de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Dat kan per saldo minder auto’s en dus minder problemen in het totale verkeerssysteem opleveren, in beginsel dus een goed plan. Dat de gemeente diezelfde megahub wil gebruiken om ook forenzen en bezoekers te faciliteren, is echter minder gewenst, omdat daarmee de groei van de stad op de draaischijf van Midden-Nederland wordt afgewenteld. De komst van zo’n grote parkeervoorziening langs de snelweg, zeker op zo’n lastige plek kan namelijk snel tot extra verstoringen in het (inter)nationale netwerk leiden.’

Duurzaam en samenhangend parkeerbeleid

‘Vanuit Rijkswaterstaat heb ik er bij de gemeente op aangedrongen om haar plannen te combineren met een restrictiever parkeerbeleid voor zoveel mogelijk forenzen en bezoekers van de stad. Niet alleen aan de zuidwestkant van de stad, waar de urgentie vanuit gebiedsontwikkeling groot is, maar op alle intensief gebruikte locaties, waaronder ook Utrecht Science Park en Rijnsweerd. We zien namelijk graag dat forenzen en bezoekers, die in de spitsen voor de grootste problemen zorgen, worden opgevangen vóórdat ze de Ring bij Utrecht opgaan. Door hierover met elkaar in gesprek te gaan, kunnen we mogelijk allebei op een duurzame en samenhangende wijze onze ambities realiseren.’

Totaalconcept van hubs

‘In- en extern hebben we ons gedachtegoed rond hubs, in relatie tot het hoofdwegennet, vervolgens op diverse niveaus ingebracht. Het idee is om mobiliteitshub XL Papendorp een voor de hand liggende plek te laten innemen in een totaalconcept van hubs. In onze visie maken we onderscheid tussen parkeren naar afstand en doelgroep. Alle 7 corridors die naar de Ring leiden zijn daarbij in beeld.

Ook benoemen we voorwaarden die nodig zijn om een hub tot een succes te maken, al realiseren we ons dat die grotendeels door andere partijen moeten worden ingevuld. Denk bijvoorbeeld aan last mile-oplossingen op het gebied van OV en fiets. En aan meer innovatieve mobiliteitsoplossingen door koppelingen met MaaS en afspraken met werkgevers. Maar denk ook aan flankerend regionaal parkeerbeleid op plekken waar automobilisten nu nog te gemakkelijk naartoe rijden en aan koppelkansen voor gemeenten waar de nieuwe overstapvoorzieningen moeten landen.

Dat gedachtegoed is nadrukkelijk geland in het mobiliteitsplan van de gemeente Utrecht voor 2040, maar ook op het niveau van U Ned waar een apart werkspoor voor is ingericht. Daarnaast heeft Water, Verkeer en Leefomgeving een verkenning laten doen naar de relatie tussen hubs en het hoofdwegennet, terwijl het ministerie bezig is met het opstellen van een positionpaper over hubs. Interessante tijden dus. Met volop mogelijkheden om praktijkcasussen hierin te laten meelopen.’

Gemeenschappelijke uitgangspunten

‘Elke partij kijkt naar de plannen vanuit eigen perspectief. We hebben het idee voor de hub in Papendorp gebruikt om tot een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten te komen. Om elkaar, maar ook ander partijen zoals provincie en regio, daarin beter te vinden. Wat dat betreft, heb ik zeker het idee dat dit project heeft bijgedragen aan een andere manier van kijken naar mobiliteitsproblemen én -oplossingen. Ook binnen onze eigen organisatie.

Als een gemeente het verkeer naar de snelweg duwt, zijn we als regionale dienst geneigd daar een stokje voor te steken. Omgekeerd heeft die gemeente de indruk dat het Rijk dat verkeer door alle wegverbredingen bij haar op de stoep zet. Elkaar op die manier blijven bevechten, is weinig vruchtbaar. Je kunt ook proberen om datgene wat partijen in een gebied willen, en dat geldt natuurlijk niet alleen voor de stad Utrecht, te verbinden met wat je zelf van dat gebied nodig hebt.’

Gedeelde belangen

‘Blijf niet te veel hangen in je eigen gelijk, maar ga ook niet blindelings mee in elk mooi verhaal, zeg ik tegen collega’s. Wat ik daarmee bedoel? Om in samenwerking met andere partijen iets te bereiken, moet je open staan voor wat anderen beweegt. En tegelijkertijd zelf een duidelijk verhaal neerzetten, zodat je ze in de meewerkstand krijgt en ze ook meedenken over oplossingen voor jóuw probleem. Ook de gemeente Utrecht heeft er in dit geval belang bij dat de Ring blijft draaien.’

Vraaggerichte benadering

‘Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat de huidige mobiliteitsvraagstukken vragen om een verschuiving van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte benadering. Onze meer traditionele werkterreinen capaciteits- en verkeersmanagement houden daarin een rol, waarbij vooral mobiliteitsmanagement, ruimtelijke ordening en gedragsbeïnvloeding aandacht krijgen.

Het wegennet is niet een in zichzelf functionerend systeem en mobiliteit is geen doel op zich. We moeten beide koppelen aan andere behoeften, belangen en oplossingen. Multimodale ketens, hubs en knooppunten zijn daarbij belangrijke integrale puzzelstukjes, ook voor de relatie publiek-privaat. Die puzzel kunnen we als Rijkswaterstaat niet alleen leggen. Het is daarom belangrijk dat we opgaven meer samen met mede-overheden, bedrijven en burgers gaan aanpakken.’


Hans Degenaar

Hans Degenaar, senior adviseur Ruimte, Mobiliteit, Duurzaamheid & Leefomgeving