Aspecten en indicatoren gesprekswijzer

Het spelbord van de gesprekswijzer is opgebouwd rondom 12 aspecten van mobiliteit, verdeeld over 3 categorieën. Per gekozen aspect zijn er één of meer indicatoren om de mate van duurzaamheid van een aspect te scoren.

Groene mobiliteit (planet): aspecten voor leefomgeving en milieu

Sociale mobiliteit (people): aspecten voor mens en organisatie

Slimme mobiliteit (profit): aspecten voor kennis en innovatie en economie

We geven hier een eerste aanzet voor de indicatoren, gebaseerd op (inter)nationaal beleid.

Groene mobiliteit

Biodiversiteit: verscheidenheid aan levensvormen binnen een ecosysteem

Indicator: effecten van mobiliteit op ecosystemen en het aantal soorten planten en dieren

  • Hoe meet je het effect van mobiliteit op biodiversiteit?
  • Ons mobiliteitssysteem belast de leefomgeving en daarmee ook het leefgebied van planten en dieren. Het gaat om:
    • belasting met chemische stoffen (overlap met aspecten klimaat en materiaalgebruik)
    • fysische belasting, zoals straling (licht, warmte, zendmasten, elektromagnetisch en dergelijke), geluid en trillingen
    • fysieke belasting in de vorm van direct fysiek contact (aanrijdingen met dieren en planten)
    • doorsnijding van de fysieke leefruimte (barrièrewerking, aantasting habitat)
  • Beleidsdoel: de Nederlandse natuur behouden en versterken, inclusief behoud van de verschillende plant- en diersoorten (biodiversiteit).
  • In het slechtste geval is het mobiliteitssysteem zelfstandig verantwoordelijk voor het uitsterven van planten- en dierensoorten. In het beste geval heeft het mobiliteitssysteem geen impact op het aantal soorten planten en dieren (natuurneutraal, voldoet aan beleidsdoel) of heeft het mobiliteitssysteem zelfs positieve impact op het aantal soorten planten en dieren.

Klimaat: terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en aanpassen aan de verwachte effecten van klimaatverandering

Indicator: netto uitstoot van broeikasgassen door het mobiliteitssysteem in CO2-equivalenten in ton per jaar.

  • Beleidsdoel: CO2-uitstoot door verkeer in Nederland is maximaal 25 Megaton in 2030 en 1,5 Megaton in 2050.
  • In het slechtste geval is de netto uitstoot van broeikasgassen door het mobiliteitssysteem zo hoog dat die alleen al leidt tot klimaatverandering. In het beste geval is de netto uitstoot van broeikasgassen door het mobiliteitssysteem zo laag dat geen klimaatverandering plaatsvindt ('klimaatneutraal', voldoet aan beleidsdoel) of sterker nog dat het mobiliteitssysteem meer broeikasgassen vastlegt dan de zelf uitstoot (compensatie van uitstoot door andere sectoren).

Indicator: percentage uitval van het mobiliteitssysteem door klimaatverandering

  • Beleidsdoel: klimaatbestendige en robuuste netwerken. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • Een nadere uitwerking van het beleidsdoel is nog nodig. In het slechtste geval ligt het mobiliteitssysteem keer op keer plat door klimaatverandering. In het beste geval blijft het mobiliteitssysteem continu functioneren.

Materiaalgebruik: gebruik van grondstoffen door het mobiliteitssysteem

Indicator: netto-gebruik van primaire grondstoffen in kg per jaar

  • Beleidsdoel: in 2030 gebruiken we in Nederland nog maar de helft van de primaire grondstoffen ten opzichte van 2014. In 2050 is Nederland circulair en gebruiken we geen primaire grondstoffen meer.
  • In het slechtste geval blijft het mobiliteitssysteem constant een beroep doen op uitputbare hulpbronnen en verstoort het ook de natuurlijke kringlopen van grondstoffen. In het beste geval is de grondstoffenkringloop van het mobiliteitssysteem gesloten: met dezelfde grondstoffen wordt steeds nieuwe en betere infra en voertuigen geproduceerd en vindt geen aantasting plaats van de natuurlijke kringlopen. Het mobiliteitssysteem is materiaalneutraal (voldoet aan beleidsdoel) of misschien zelfs materiaal leverend voor andere sectoren.

Ruimtegebruik: benodigde en beschikbare ruimte voor het mobiliteitssysteem

Indicator: ruimtebeslag in m3

  • Ruimte die nodig is voor:
    • infrastructuur en voertuigen
    • het winnen van grondstoffen en omzetten daarvan naar infra en voertuigen
    • beheer en onderhoud van infra en voertuigen
    • het demonteren en afbreken van infra en voertuigen
  • Beleidsdoel: waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem. Streven naar meervoudig ruimtegebruik.
  • Een nadere uitwerking van het beleidsdoel is nodig. In het slechtste geval claimt het mobiliteitssysteem alle beschikbare ruimte. In het andere extreme geval ontbreekt het mobiliteitssysteem en is de ruimteclaim 0 m³.

Indicator: ruimtelijke kwaliteit

  • De beleving van de ruimte.
  • Beleidsdoel: Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • Nadere uitwerking van het beleidsdoel is nog nodig. In het slechtste geval geven mensen kwaliteit van de ruimte een 0. In het beste geval ervaren zij de ruimte als de hemel op aarde, de ruimtelijke kwaliteit scoort een perfecte 10.

Sociale mobiliteit

Belevingswaarde: wijze waarop mensen een reis beleven

Indicator: reisgenot

  • Reisbeleving is voor iedereen anders en lastig te meten.
  • Beleidsdoel: Nederlanders moeten snel, makkelijk en comfortabel van A naar B kunnen reizen.
  • Nadere uitwerking van het beleidsdoel is nog nodig. In het slechtste geval ervaren mensen hun reis als een hel. In het beste geval genieten mensen intens van hun reis.

Gezondheid: anders dan directe aantasting van de gezondheid door verkeersongevallen

Indicator: afname van de kwaliteit van leven door mobiliteit uitgedrukt in Disability Adjusted Life Years (DALY)

  • Optelsom van het aantal verloren levensjaren door vroegtijdig overlijden plus het aantal jaren van leven met een beperking door aantasting van de gezondheid. Hoe kleiner de DALY, hoe langer en gezonder het leven.
  • Het gaat hierbij vaak om een indirecte beïnvloeding van de gezondheid. De aantasting van gezondheid door mobiliteit via milieu en leefomgeving is vaak een jarenlang proces.
  • Factoren hierbij zijn:
    • de kwaliteit van de leefomgeving (bijvoorbeeld luchtkwaliteit, geluid en straling)
    • een actieve en gezonde manier van verplaatsen
  • Beleidsdoel: Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Specifiek voorbeeld is het Schone Lucht Akkoord: de gezondheidsschade door luchtvervuiling in 2030 voor de helft verminderen ten opzichte van 2016.

Veiligheid: directe aantasting van de gezondheid door verkeersongevallen

Indicator: aantal verkeersslachtoffers per jaar

  • Aantal doden en eventueel gewonden door verkeersongevallen.
  • Het gaat hierbij om directe beïnvloeding van de gezondheid.
  • Mogelijk uit te drukken in DALY’s. Een verkeersslachtoffer dat op jonge leeftijd overlijdt scoort dan veel hoger dan een ouder verkeersslachtoffer. Ook het effect van blijvend letsel door verkeersongevallen kun je dan meenemen.
  • Beleidsambitie: 0 verkeersdoden in Nederland. Dit is een ambitie en dus geen harde beleidsdoelstelling.

Sociale cohesie: samenhang in een maatschappij

Indicator: mate van samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en burgers

  • Een concreet beleidsdoel voor samenwerking ontbreekt nog. In het slechtste geval is er helemaal geen samenwerking. In het beste geval is de samenwerking optimaal. In werkelijkheid zit het meestal ergens in het midden.

Indicator: vervoersarmoede

  • Aantal mensen dat door gebrek aan verplaatsingsmogelijkheden niet op een volwaardige manier aan het maatschappelijk leven kan deelnemen.
  • Vervoersarmoede is lastig te meten. Een concreet beleidsdoel ontbreekt nog.

Slimme mobiliteit

Technologie, kennis en innovatie

Indicator: Technology Readiness Level (TRL) van nieuwe technologieën

  • De mate waarin kennis of een innovatie klaar is voor grootschalige toepassing.
  • Er zijn 9 Technology Readiness Levels. Hoe hoger het niveau, hoe verder de technologie ontwikkeld is. In het begin is er niets: alles moet nog worden uitgezocht en onderzocht (TRL=0), aan het eind is de mate van kennis en innovatie dermate goed dat grootschalige uitrol en toepassing plaats kan vinden. Technologie is daarvoor dan geen probleem meer.

Geld: bestedingen aan mobiliteit

Indicator: bestedingen van inwoners en bedrijven aan mobiliteit in euro’s per jaar

  • Denk bij uitgaven van consumenten aan aankoop voertuigen, brandstofverbruik, onderhoud, openbaar vervoer, vliegreizen, vervoer over water, autoverzekeringen en motorrijtuigenbelasting.
  • Denk bij uitgaven door bedrijven aan inkoop van transportdiensten, vervoer door bedrijven met eigen vrachtwagens, vervoerskosten van zakelijk bestelverkeer en kosten voor auto’s van de zaak. Tijdkosten van het zakelijke verkeer vallen onder verplaatsingstijd en verplaatsingstijd valt in deze gesprekswijzer onder ‘Bereikbaarheid’.
  • Beleidsdoel: er is geen limiet vastgesteld voor de uitgaven van burgers en bedrijven voor mobiliteit. In het slechtste geval gaat het totale budget van mensen en bedrijven op aan uitgaven voor mobiliteit. In het beste geval geven ze geen geld uit aan mobiliteit (euroneutraal) of ontvangen ze juist inkomsten uit mobiliteit.

Indicator: handelsbalans voor mobiliteit in euro’s per jaar

  • Het verschil tussen import en export.
  • Geldt voor import en export van materiële technologie (hardware, producten) en immateriële technologie (kennis en expertise).
  • Komt besteed geld bij mensen of bedrijven binnen Nederland of verdwijnt het naar het buitenland?
  • Er is geen vastgesteld beleidsdoel. In het slechtste geval verdwijnen alle uitgaven van Nederlandse burgers en bedrijven voor mobiliteit naar het buitenland. In het beste geval is de geldstroom voor mobiliteit tussen Nederland en het buitenland in balans of hebben we zelfs een overschot.

Bereikbaarheid: mate waarin mensen toegang hebben tot faciliteiten, producten en diensten

Indicator: verplaatsingstijd in uren per jaar

  • De verplaatsingstijd is gelijk aan de verplaatsingsafstand (fysieke afstand van een persoon tot een faciliteit) gedeeld door de verplaatsingssnelheid.
  • De tijd waarbij de reiziger zijn aandacht 100% moet richten op het besturen van een voertuig en deelnemen aan het verkeer. Een deel van de verplaatsingstijd is eventueel te corrigeren voor meervoudig tijdgebruik: een deel van de verplaatsingstijd is werktijd.
  • Bereikbaarheidsmanagement: is een fysieke verplaatsing noodzakelijk? Moeten mensen wel van A naar B of is wat zij nodig hebben ook bij A binnen handbereik? Bereikbaarheidsmanagement richt zich vooral op het vergroten van nabijheid van voorzieningen, fysiek of digitaal.
  • Beleidsdoel: Nederlanders moeten snel, makkelijk en comfortabel van A naar B kunnen reizen. Moderne technieken kunnen het vervoer veiliger, vlotter en schoner maken. De nieuwe aanpak voor bereikbaarheid moet ons land ook in de toekomst bereikbaar houden.
  • Nadere concretisering van het beleidsdoel is nog nodig. In het slechtste geval is de match tussen vraag en aanbod van goederen en diensten op een plek 0%: daarmee is deze plek 100% afhankelijk van de verplaatsing van goederen en personen om te voorzien in de behoeften. In het andere uiterste is de match tussen vraag en aanbod van goederen en diensten op een plek 100%: deze plek is 100% zelfvoorzienend en 0% afhankelijk van mobiliteit of verplaatsing. De verplaatsingstijd is 0.

Energiegebruik

Indicator: energiebalans in joules per jaar

  • Het verschil tussen energieopwekking en energiegebruik door van het mobiliteitssysteem.
  • Beleidsdoel: Specifieke uitwerkingen staan in het hoofdstuk mobiliteit van het klimaatakkoord
  • In het slechtste geval is de opwekking van energie door het mobiliteitssysteem 0 Joule ofwel alle energie die het mobiliteitssysteem nodig heeft komt van andere plekken of systemen. In het beste geval kan het mobiliteitssysteem zichzelf voorzien van de vraag naar energie (energieneutraal) of sterker nog: het mobiliteitssysteem heeft een overschot aan energie en kan leveren aan andere plekken of systemen.