Hernieuwbare brandstoffen

De Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa) rapporteert jaarlijks over de inzet van hernieuwbare energiedragers in mobiliteit. De getallen uit dit hoofdstuk zijn voornamelijk afkomstig uit de Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland 2021 (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022).

In de richtlijn Hernieuwbare Energie (Renewable Energy Directive II) staan onder andere Europese streefcijfers voor het aandeel hernieuwbare energie in finaal eindgebruik (tenminste 32% in 2030) en het aandeel hernieuwbare energie in transport (tenminste 14% in 2030). Lidstaten mogen zelf vaststellen hoe te sturen op de RED II doelen: op volume, op energie-inhoud of op broeikasgasreductie, mits equivalent aan 14% hernieuwbare energie in vervoer in 2030.

Tot hernieuwbare energie in mobiliteit tellen grofweg de volgende energiedragers: benzine- en dieselvervangers, biogas en groene elektriciteit (ook groene waterstof, maar die getallen zijn verwaarloosbaar klein). Volgens de Europese wetgeving RED II moet het aandeel hernieuwbare energie in mobiliteit in 2030 stijgen tot 14% (exclusief zeevaart).

Jaarverplichting

In Nederland wordt de RED II verplichting ingevoerd op basis van percentages hernieuwbare energie voor brandstofleveranciers, looptijd 2022-2030. Bedrijven die op jaarbasis meer dan 500.000 liter diesel en benzine leveren bestemd voor wegvervoer, spoorvervoer, mobiele machines en pleziervaart vallen onder deze jaarverplichting. Deze bedrijven zijn verplicht om jaarlijks een oplopend aandeel van de door hen geleverde energie hernieuwbaar te laten zijn. Hiervoor hebben ze Hernieuwbare Brandstofeenheden (HBE's) nodig op hun rekening in het NEa Register13.

Het benzine- en dieselvolume waarop in 2021 de jaarverplichting rust is in totaal 11,7 miljard liter, ofwel 403 PJ. De jaarverplichting was 17,5% (inclusief dubbeltellingen14) in 2021. Voor het behalen van de jaarverplichting waren in totaal 70,5 miljoen HBE’s nodig. Deze doelstelling is gehaald in 2021, hiervoor zijn 1,3 miljoen HBE’s uit het opgespaarde saldo van voorgaande jaren gebruikt, dit komt neer op 0,3 procentpunt (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022). De fysieke afzet van energiedragers (zonder dubbeltelling) was 37,6 PJ in 2021.

Behalve het verplichte aandeel hernieuwbare energie, geldt er vanaf 2018 een subdoelstelling voor de inzet van geavanceerde biobrandstoffen (tenminste 3,5% (fysiek) in 2030) en een limiet op de inzet van conventionele biobrandstoffen (op basis van gewassen) van 1,4% (in 2021 was dit nog 5%). Geavanceerde biobrandstoffen worden gemaakt uit grondstoffen zoals in de RED II beschreven in Annex IX A. RED II Annex IX Part A omvat biobrandstoffen op basis van onder andere afvalstromen, stro en non-food cellulose. Onder Part B vallen gebruikt frituurvet en dierlijke vetten, de momenteel meest gebruikte grondstof voor productie van hernieuwbare diesel (en kerosine) van drop-in kwaliteit.

Het verplichte percentage van 2021 loopt jaarlijks op. Daarnaast zijn er nog subdoelstellingen voor een maximum aandeel conventionele biobrandstoffen (gemaakt uit voedselgewassen) en is er een subdoelstelling voor een minimum aandeel geavanceerde biobrandstoffen (beide subdoelstellingen zijn in 2021 gehaald). In onderstaande tabel staan de doelstellingen voor 2022 tot 2030 weergegeven.

Tabel 5: (Sub)doelstellingen aandelen hernieuwbare energie voor vervoer in Nederland, uitgedrukt in percentages hernieuwbaar ten opzichte van de totale brandstoflevering
2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Totaal doelstelling 17,9 18,9 19,9 21,0 22,3 23,6 25,0 26,5 28,0
Maximum conventioneel 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4
Minimum geavanceerd 1,8 2,4 2,9 3,6 4,2 4,9 5,6 6,3 7,0

Voor meer informatie over de jaarverplichting wordt de lezer verwezen naar de officiële rapportage van de Nederlandse Emissie Autoriteit (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022).

Realisaties 2021

In Nederland mogen de leveranciers van brandstoffen de leveringen van hernieuwbare brandstoffen aan de zeevaart en binnenvaart (en luchtvaart) vooralsnog meetellen voor de jaarverplichting van het wegverkeer, via de zogenaamde  ‘opt-in’ regeling. Leveringen van biobrandstoffen aan de binnenvaart en zeevaart waren in 2020 aanzienlijk toegenomen naar ongeveer 30% van de totale HBE’s. In 2021 bedroeg dit aandeel circa 19% voor de zeevaart en minder dan 1% voor de binnenvaart. Het was in 2021 alleen toegestaan om geavanceerde biobrandstoffen (Annex IX A) in te boeken in de zeevaart, het is onduidelijk in hoeverre deze maatregel ten grondslag ligt aan het lagere percentage in de zeevaart.

De Nederlandse jaarverplichting rust op de fysieke hoeveelheid benzine en diesel inclusief biocomponenten, voor 2021 was deze totale brandstofplas 403 PJ (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022) geleverd aan wegvervoer, spoorvervoer, mobiele machines en pleziervaart. In Tabel 5 zijn de realisaties van de ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare brandstoffen weergegeven. Deze tabellen bevatten ook gegevens voor de zeevaart, binnenvaart en luchtvaart. De leveringen aan binnenvaart en zeevaart tellen niet mee voor de totale brandstofplas waarop de jaarverplichting rust. In de verschillende berekeningen in Tabel 5 is de totale plas daarom gelijk.

Binnenvaart & Zeevaart en Luchtvaart

Het aandeel hernieuwbare brandstoffen voor de binnenvaart en luchtvaart dat bijdraagt aan de jaarverplichting voor het wegverkeer is gering. Gezamenlijk hebben deze sectoren een aandeel van 2,2% in de geregistreerde HBE’s in 2021. De zeevaart draagt met 19% voor een groot deel bij aan de doelstellingen voor het wegverkeer. De hernieuwbare brandstoffen die worden ingezet in de scheepvaart worden meegeteld voor de jaarverplichting doelstelling van het wegverkeer, omdat er voor de zeevaart geen jaarverplichting bestaat.

In de zeevaart is 6,7 PJ hernieuwbare energie ingezet, wat door dubbeltelling goed is voor 13,4 miljoen HBE’s. De 6,7 PJ hernieuwbare energie die naar de zeevaart is gegaan bedraagt minder dan 2% van de totale inzet van brandstoffen in de zeevaart (453 PJ in 2020 (CBS, 2022)).

De CO2-reductie die wordt behaald door de inzet in de zeevaart telt niet mee voor de CO2-reductieverplichting van wegverkeer, noch voor de CO2-reductie van Nederland (in de rapportage aan Europa). In het verlengde daarvan tellen de leveringen aan de zeevaart niet mee voor de overkoepelende Europese RED II transportdoelstelling van 10% in 2020 en 14% in 2030.

Het energieverbruik van de internationale scheepvaart en luchtvaart (verkocht in Nederland) wordt door het CBS meegenomen bij de bunkerbrandstoffen. Nederland moet de broeikasgasemissies die gepaard gaan met het verbruik van deze brandstoffen wel conform de richtlijnen van het IPCC rapporteren. Deze emissies worden echter niet tot het nationale emissietotaal gerekend.

Herkomst en samenstelling hernieuwbare energiedragers

De totale (fysieke) hoeveelheid dieselvervangers bestaat in 2021 voor 74% uit FAME15. HVO (Hydrotreated Vegetable Oil) is daarna de grootste groep en beslaat 17% van de dieselvervangers. De totale hoeveelheid dieselvervangers is in 2021 met 0,6% gestegen (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022).

Bij de benzinevervangers is ETOH16 verantwoordelijk voor het grootste deel van de benzinevervangers, met een aandeel van 92% (fysieke energie) in 2021. Tot een aantal jaren geleden werd ETOH, bioethanol, gemaakt van gewassen. In 2021 werd bioethanol voor 42% uit afval (meestal zetmeel slurry) geproduceerd. Het overige aandeel van de benzinevervangers bestaat voor meer dan 95% uit Bio-nafta (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022).

Vloeibare biobrandstoffen (benzine- en dieselvervangers) leveren de grootste bijdrage aan de hernieuwbare energieleveringen voor vervoer. Dieselvervangers vormen met 66% het overgrote deel, gevolgd door de benzinevervangers met 26%. De overige 8% bestaat uit biogas (4,5%) en elektriciteit (3,3%17) (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022).

In 2021 was 7% (fysieke energie-inhoud) van de biobrandstoffen voor het Nederlandse vervoer gemaakt van grondstoffen die uit Nederland komen. Het overgrote deel van de grondstoffen komt uit het buitenland, vooral China (21,9%), Maleisië (10,0%), Duitsland (6,7%) en de VS (6,7%) (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022).

Totaalbeeld

Het aandeel hernieuwbare energie (inclusief dubbeltelling) was in 2021 circa 17,2% (+0,3% uit het spaarsaldo), zie Figuur 3.

Figuur 1 Afzet (berekende hoeveelheid) hernieuwbare energiedragers en overeenkomende bijmengingspercentage [CBS-1, 2020][NEa, 2021] – bewerking TNO

Figuur 3: Afzet (berekende hoeveelheid) hernieuwbare energiedragers en overeenkomende bijmengingspercentage. Bronnen: (CBS-1, 2022)18 (Nederlandse Emissieautoriteit, 2022)19, bewerking TNO.

Als gevolg van de subdoelstelling is het aandeel geavanceerde biobrandstoffen (Annex IX A) gestegen: van 1,9% in 2019 naar 2,6% in 2020 en 6,8% in 2021. Door alleen toestaan van Annex IX A grondstoffen voor de zeevaart is een verschuiving ontstaan (Tabel 6) van de ingeboekte Annex IX A grondstoffen ten opzichte van 2020.

Tabel 6: Berekende energie-inhoud uit Annex IX A en Annex IX B grondstoffen in de zeevaartsector in 2020 en 2021.
Zeevaart 2020 2021
Annex IX A 0,5 6,5
Annex IX B 9,0 0,0

Het aandeel conventionele biobrandstoffen is in 2021 1,3%, dit is ruim onder de limiet van 5% en ook onder de limiet van 1,4% die vanaf 2022 geldt.

Tabel 7: Inzet geavanceerde biobrandstoffen – meet- en streefwaarden [Nederlandse Emissieautoriteit, 2022]

Energieafzet Wegvervoer

Meetwaarden (%) – berekende energie inhoud

Streefwaarden (%)

2017

2018

2019

2020

2021

2025

2030

Aandeel geavanceerde biobrandstoffen

0,1%

0,7%

1,9%

2,6%

6,8%

3,5%

7,0%

13Bedrijven kunnen HBE's verkrijgen door zelf hernieuwbare energie te leveren of door ze te kopen van andere bedrijven. Hernieuwbare brandstof eenheden - 1 HBE staat gelijk aan 1 GJ energie (rekening houdend met eventuele dubbeltellingen.)

14Grondstoffen in bijlage IX van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED) - zowel deel A als deel B - komen in aanmerking voor dubbeltelling. Dit betekent dat de inboeking van biobrandstof uit de daarin genoemde grondstoffen, leidt tot de bijschrijving van de dubbele hoeveelheid HBE’s. Dit is een extra stimulans voor het leveren en inboeken van biobrandstof uit afval- en residustromen.

15Fatty acid methyl ester (FAME)

16Ethanol (ETOH)

16Ethyl-tertiairbutyl-ether (ETBE)

17Dit is het totaal van grijze en groene elektriciteit. Voor het aandeel groen is een percentage van 32,1% gehanteerd op basis van het Europees gemiddelde. Vanaf volgend jaar wordt dit 26,4% op basis van het Nederlands gemiddelde.

18CBS cijfers voor 2019 en 2020 nog voorlopig.

19De hoeveelheid “groen” is bepaald door een vermenigvuldiging met het Europese gemiddelde aandeel opgewekte groene elektriciteit.