Biobrandstoffen (hoge mixen)

Biobrandstoffen kunnen in technisch opzicht redelijk gemakkelijk worden toegepast in verschillende kwaliteiten en blends met conventionele diesel. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft de technische en economische consequenties laten onderzoeken, zie (TNO-4, 2020) en (NEN, 2021). Hieruit bleek wel dat er beperkte technische risico’s zijn vanwege de specifieke eigenschappen en vanwege kwaliteitsfluctuaties van het FAME type biodiesel. Uit eerste onderzoek bleek dat biodiesel, meestal in lage mixen, reeds een aantal jaren in beperkte mate aan de binnenvaart werd geleverd. Dit wordt dan geboekt onder de ‘opt’-in regeling voor wegtransport. Afhankelijk van het type biobrandstof en blend, valt de biodiesel blend wel of niet onder de specificatie voor dieselbrandstof volgens de richtlijn EN590:

  • Een dieselblend met tot 7% FAME of tot circa 30% HVO valt onder de EN590 specificatie en kan daardoor eenvoudig worden toegepast.
  • Er wordt ook een blend van 20% FAME met 80% GTL geleverd. Deze blend valt niet onder de EN590 specificatie, maar motorleveranciers laten afwijkende specificaties in blends met FAME, GTL en HVO vaak wel toe. Op grond van de eigenschappen van FAME en GTL is het te verwachten dat deze blend bij conventionele motoren geen negatieve invloed heeft op de verontreinigende emissies (NOX en PM). Het is wel belangrijk dat dit bevestigd wordt met metingen. Bij de nieuwe Stage V motoren zal dit effect naar verwachting beperkt of zelfs nihil zijn.